Felix en Sofie
Ryan van
der Zwet en Maureen Koek voor het filosofisch café Felix en Sofie op
dinsdag 13 december 2005 in de Plantage in Amsterdam
Is
filosoferen door kinderen anders dan filosoferen door volwassenen?
MAUREEN:
Wij willen het hebben over de vraag of filosoferen door
kinderen anders is dan
filosoferen door volwassenen.
Ik denk dat volwassenen denken in wat echt is en dat kinderen meer hun
fantasie erin kunnen gebruiken. Kinderen fantaseren niet alleen, maar ze
fantaseren meer, en ze fantaseren ook als ze filosoferen. Volwassenen
denken veel meer in wat echt zou kunnen.
RYAN: Dat is wel zo voor gewone
mensen, maar filosofen gebruiken wel hun fantasie. Mensen die niet
filosoferen die hebben het alleen maar over feiten. Ze denken in alles
wat kan.
MAUREEN: Kinderen en filosofen kunnen
ook denken in dingen die wel zouden kunnen maar niet bestaan, of in
dingen die nog niet echt bestaan. Dat is volgens mij fantasie: dingen
bedenken die wel zouden kunnen, maar niet echt bestaan.
RYAN: Ik vind het heel leuk om over
dingen te denken die niet bestaan, maar wel uitgevonden kunnen worden.
Ik vind het leuk om daarover te filosoferen. Bijvoorbeeld over een
machine die zelf rijdt en dingen pakt. Als ik moe ben en ik lig op de
bank dan zeg ik tegen die robot pak even een fles water.
MAUREEN: Ik vind het wel handig om een
auto te hebben waar je tegen zegt waar die heen moet rijden en dat die
dat dan doet.
RYAN: Dan moet je wel heel veel
vertrouwen in zo’n auto, in zo’n machine hebben. Je kunt eerder een mens
vertrouwen dan een machine. Ik zou mijn leven niet aan een machine
overlaten, hoe zeg je dat: ik zou mijn leven niet in de handen van een
machine leggen.
Ik vind dit leuk om over na te denken. Volwassenen zullen dat niet zo
snel doen. Die denken eerder de auto is zo wel goed en ze denken niet
dat het nog kan verbeteren.
MAUREEN: Ze kunnen het wel bedenken,
maar ze zeggen dat gebeurt nooit en dat kunnen mensen toch niet maken.
RYAN: Wij kinderen kunnen eerder
geloven dat er nieuwe dingen komen want wij hebben niet geleeft in
tientallen jaren terug, wij zijn dit gewend.
MAUREEN: Wij komen soms ook op goede
ideeën door vragen te stellen. Doordat volwassenen minder vragen stellen
dan wij, omdat ze denken dat ze al die dingen al begrijpen en weten
komen ze minder snel op van die ideeën.
RYAN: Nou, daar ben ik niet mee eens,
want ik denk dat volwassenen denken van dat zou niet kunnen, doordat zij
een leven hebben meegemaakt waar televisies zeldzaam waren en veel
dingen niet waren uitgevonden
MAUREEN: Het heeft natuurlijk ook wel
een beetje te maken met fantasie, door die fantasie kunnen wij
makkelijker nieuwe dingen bedenken.
RYAN: Je fantasie moet ook weer niet
te groot zijn. Als je een hele grote fantasie hebt, dan zit je vaak te
dagdromen en denk je dat zou kunnen en dat zou kunnen, maar als je niet
zo’n hele grote fantasie hebt dan kun je een beetje bij blijven. Ik
gebruik mijn fantasie alleen als het moet, als ik het wil. Als ik niet
wil blijf ik er gewoon bij.
MAUREEN: Je kunt toch niet teveel fantasie hebben.
RYAN: Als je zoveel fantasie hebt dat
je de hele dag zit te dagdromen dan heb je teveel fantasie.
MAUREEN: Gebeurt dat dan wel eens?
RYAN: Nee, niet de hele dag maar ik
ken iemand die er heel vaak niet bij is.
MAUREEN: Maar is dat dagdromen dan
hetzelfde als fantasie, zit hij de hele dag te fantaseren?
RYAN: Dat kan ik niet voor hem zeggen,
maar volgens mij heeft hij een hele grote fantasie. Hij kan heel veel
dingen bedenken die wel zouden kunnen maar niet echt bestaan.
MAUREEN: Eigenlijk niet, soms
fantaseer je anders dan anders, soms fantaseer je dat er draken en
heksen zijn en die ja die zouden kunnen bestaan. Ik dacht vroeger ook
altijd dat er heksen en reuzen in het huis zaten. Die kleintjes, kleine
kleuters die denken dat nog wel, die hebben wel meer fantasie dan wij.
RYAN: Ik denk dat het bij de meeste
kinderen is: hoe jonger je bent hoe meer fantasie je hebt. Hoewel
kinderen verschillend zijn. Kleuters geloven in hun fantasie, en wij
niet, wij hebben wel fantasie over draken maar we weten dat ze niet
bestaan.
Als kleine kinderen zeker weten dat draken bestaan, is dat dan fantasie?
Geloven en weten is iets anders. Als je zoals kleuters gelooft dat
draken bestaan is het eigenlijk geen fantasie. Wij vinden dat fantasie,
maar voor henzelf is het dat niet.
MAUREEN: Wij kunnen ook onze fantasie
gebruiken en dan toch in de realiteit blijven. Wij op school fantaseren
wel eens of er later alleen nog robots kunnen zijn, maar daarna ga je
dan denken of dat wel kan.
Wij weten ook een heleboel dingen nog niet, daar moeten we over
filosoferen, omdat we dat nog niet precies weten. Als je ouder bent en
je gaat filosoferen dan heb je meer ervaringen, je hebt meer gedaan. Er
zit een verschil tussen filosoferen van volwassenen en kinderen.
Volwassenen hebben meer ervaring. Wij hebben laatst gefilosofeerd over
robots en toen kwamen we op een autofabriek. Alleen we wisten niet
precies hoe het daar aan toe gaat. Sommige volwassenen weten dat wel
omdat ze daar bijvoorbeeld gewerkt hebben. Dus wij moeten eerst nog
filosoferen over hoe het in een autofabriek te werk gaat, voordat we
gaan filosoferen over een ander ding.
RYAN: Bedoel je nu dat je moet
filosoferen omdat je het nog niet weet. Is het dan niet alleen maar
fantaseren?
MAUREEN: Bij filosoferen moet je wel
denken aan wat er in het echt zou kunnen. Je filosofeert of draken
kunnen bestaan, je gaat wel fantaseren over draken, maar dan moet je wel
in het echt blijven over of het wel zou kunnen. Filosoferen is eigenlijk
nieuwe ideeën bedenken en dan kijken of het kan kloppen. Om nieuwe
ideeën te kunnen bedenken heb je fantasie nodig. Dat kunnen volwassenen
veel minder goed. Doordat ze al zoveel weten, gebruiken ze hun fantasie
minder. Ze leren het af, omdat ze meer weten dat iets niet kan
RYAN: Bijna alles groeit, je leert
meer, maar je fantasie wordt niet groter, en dat valt op in vergelijking
met kinderen.
MAUREEN: Mensen van 100 jaar geleden
konden niet bedenken hoe de wereld van nu eruit zou zien. Er moet iets
zijn wat erop lijkt om te kunnen bedenken dat er iets anders van zou
kunnen komen. Je kunt niet iets bedenken dat nergens op lijkt. Er zijn
al zoveel spullen. Het lijkt altijd wel ergens op.
RYAN: Dat ligt eraan hoe groot je het
verschil wilt hebben. Je hebt BV. Een wijn glas en een fles, dan vind ik
dat dat niet op elkaar lijkt, het enige is dat je er allebei doorheen
kan kijken en er uit kan drinken. Maar iemand die daar heel nauwkeurig
in is, vindt het misschien een klein verschil, omdat je er doorheen kan
kijken. Of je iets een verschil vindt gaat niet over feiten, maar over
meningen. Iemands mening kan zijn dat ik groot ben of dat ik klein ben,
dat hangt af van hoe groot jezelf bent. Of je vindt dat iets ergens op
lijkt is altijd een mening.
MAUREEN: ja daar ben ik het wel mee
eens, maar wat is nou het verschil tussen het filosoferen van kinderen
en het filosoferen van volwassenen.
RYAN: Nou, grote mensen zeggen het
alleen ingewikkelder en anders dan wij, denk ik. Maar denken jullie echt
anders dan wij? (de zaal in kijken) Denken jullie nu anders dan je als
kind deed?
MAUREEN: Omdat wij kinderen zijn
kunnen wij met deze vraag minder ver komen dan volwassenen die kunnen
spreken uit wat ze echt meegemaakt hebben.
RYAN: Ik denk dat volwassenen niet
meer weten wat ze als kind dachten. Ik denk dat ze dat niet altijd meer
kunnen terughalen.
|