filosofie van kinderen

naar de welkom pagina naar kinderen leren filosoferen Naar Pim en Frits naar democratisch burgerschap naar delphi onderzoek naar rob bartels naar meer literatuur en websites  
welkom filosoferen kinderen democratie delphi rob meer  
contact met rob bartels laatst gewijzigd: 24-07-2008  
               
Monsters tekenen, dat helpt bijna niets
Auteur: Annewieke Vroom

De Filosofie van het Kind

Wat valt er eigenlijk te filosoferen over het kind? Rob Bartels van het Centrum voor Kinderfilosofie (Hogeschool in Holland, Alkmaar) vraagt het de kinderen zelf: Anouk, Christiaan, Fleur, Tim, Bjarne, Milou uit groep 7 en 8 van de Zevensprong in Boskoop.

Bartels: Wat is er nu specifiek aan het kind?
Anouk: Kinderen denken meer na over wat mensen zeggen, denk ik. Kinderen weten veel minder moeilijke woorden. En daar denken we eigenlijk wel over na. Dan hoor ik een woord en heb ik echt zoiets van: wat is dat? Wat moet ik nou doen?
Tim: Kijk, mijn vader heeft van die ouderwetse woorden, daar snap ik helemaal niks van. Alleen hijzelf snapt het een beetje, en mijn moeder soms.
Anouk: En dan ga je raden wat het betekent.
Milou: Nou, ik ga gelijk naar de dichtsbijzijnste juf of meester!
Fleur: Dan heb ik gewoon geen zin in zelf nadenken.
Christiaan: Misschien denk je nu wel: nee, ik steek meteen mijn vinger op - maar je denkt wel eerst na! Pas daarna kun je het vragen.

Anouk: Als je klein bent denk je niet zoveel. Maar je hebt steeds meer vragen. Elke keer denk je daar weer over.
Tim: Grote mensen weten hoe het allemaal gaat. Kinderen kunnen de oorlog enzo niet begrijpen.
Anouk: Oude mensen trekken zich er veel meer van aan. Als je dan mijn oma vraagt over de tweede wereldoorlog, nou ik zit er zo een paar uur.
Christiaan: Maar kinderen kunnen zich ook goed in dingen inleven. Het ligt er ook aan wat voor kind je bent.
Fleur: Jongens bedenken: er is een monster, een robot en blabla, dingen die niet bestaan.
Christiaan: En meisjes over prinsessen.
Anouk:  Volwassenen denken meer na over technische dingen.
Fleur: Iets dat helpt. De monsters, dat helpt bijna niks.

Fleur: Hoe je van binnen bent is anders.
Bjarne: Wij denken nu wel als volwassenen over kinderen enzo. Maar volwassenen, die weten er meer van. Want die hebben het hele  kindgedoe al achter zich. Die hebben ook meer ervaring met kinderen.
Tim: Kinderen hebben een grotere fantasie dan volwassenen.
Bjarne: Wij hebben, ja, meer gedachten. Fantasierijkere gedachten dan volwassenen.
Milou: Fantasie dat is net dromen.
Fleur: Ik denk dat volwassenen anders dromen dan wij.
Milou: Heel anders.
Christiaan: Nou weten we dat over de fantasie enzo. Dan moet je nu teruggaan naar het begin. Van de filosofie van het kind.
Milou: Filosofie is meer denken.
Christiaan: Fantasie heeft ook met denken te maken.
Anouk: Ik vind fantasie meer van sprookjesachtige dingen. Filosofie gaat om dingen die echt bestaan.
Bjarne: Filosofie is meer woordenschat. Je kent nieuwe woorden. En bij fantasie kan je die woorden ook gebruiken. Je wilt toch even verdergaan op dat woord.
Milou: Dat is het.
Christiaan: Ik wil even wat vaststellen. Kinderen en volwassenen dat is gewoon hetzelfde. Alleen zij kennen meer woorden.
Bjarne: Maar volwassenen móeten er meer van begrijpen. Want zij hebben niemand meer om het aan te vragen.

De filosoofjes verdwijnen naar de geschiedenisles. Bartels: ‘Wat je probeert is om het authentieke naar buiten te krijgen. De oorspronkelijke gedachten, eigengemaakt. Niet het nagekookte. En het is ongelofelijk wat een geduld kinderen opbrengen om iemand precies te laten uitleggen wat hij bedoelt.’

 

 

 

 

 

 

 

 

Zes kinderen van de Statenschool in Dordrecht over filosoferen

Doen jullie allemaal mee in filosofische gesprekken?
Ja, tenzij het onderwerp heel erg niet boeiend is, dan luister ik alleen maar.
Meestal praat ik gewoon mee. Soms heb ik er niet echt iets over te zeggen.
Ik ben altijd stil, ik praat niet zo veel als de anderen.
Er zijn bij ons altijd maar een paar kinderen aan het woord, de juf probeert wel van wat denk jij ervan? En jij. Maar dat lukt niet heel vaak.
J. praat ook nooit veel mee, ik denk dat ze voor zichzelf wil denken.
Bij heel makkelijke onderwerpen doet iedereen wel mee.
Niet iedereen durft iets te zeggen.
Ik denk dat ze wel durven, maar dat ze niet weten wat ze moeten zeggen.
Als ik iets wil zeggen, dan praten de anderen maar door, ze praten heel snel achter elkaar en dan weet ik niet meer wat ik moet zeggen.
Dan had ik gezegd: ik zit al heel lang met mijn vinger omhoog, nu wil ik wat zeggen.
Ik zit meestal veel te praten.
Ik vind dat iedereen het recht heeft mee te praten.
Het is wel leuker als iedereen meepraat. Dan krijg je meer antwoorden.
Maar ze hoeven niet.
Het is leuk dat andere kinderen ook een kans krijgen.
B. heeft wel een zware stem, die hoor je altijd wel.
Ik vind het handig als we de kring rondgaan en iedereen aan de beurt komt.
Dat vind ik niet zo filosofisch want dan kun je niet goed reageren.
Ja, dan gaat het intussen over iets heel anders en dan kan degene niet meer reageren.
Het is dan een beetje raar om er op terug te komen.
Als je je vinger moet opsteken, krijgt iedereen meer kans.
Toen ik in groep 6 zat waren we een heel goede filosofieklas en toen konden we het gewoon zonder vinger opsteken. Want iedereen kreeg toch een beurt.
Er zaten toen veel kinderen die ook rustig waren.
Ik denk altijd wel na, maar ik zeg niet altijd iets. Ik weet niet altijd goed wat ik moet zeggen.
Het onderwerp ‘je eigen mening’ vond ik erg boeiend, dat vind ik ook belangrijk dat iedereen z’n eigen mening kan hebben.
Bij dat gesprek heb ik een half uur met mijn vinger omhoog gezeten.
Een onderwerp is leuk als iedereen erover mee kan praten.
En dat iedereen er anders over denkt.
Als kinderen gaan fantaseren vind ik het ook altijd leuk om te horen.
Wat ook leuk is, is dat wat je zegt is nooit fout.
Het kan niet bewezen worden, want het is je mening.
Niemand kan zeggen dat is niet waar.
Je kunt wel zeggen dat je het er niet mee eens bent, maar dan is het nog niet fout.
Niet leuk is het als mensen die zich er niet bemoeien er doorheen gaan praten. J en A zitten altijd er doorheen te praten. K zat vandaag de hele tijd in een boek te lezen.
Ik vind het niet leuk als je ergens niet meer op kan reageren.
Niet leuk is het als je niet aan de beurt kan komen.
Niet leuk is het ook als je net op een onderwerp zit dat goed gaat en iemand begint over een ander onderwerp.
Op het laatst is het best wel vervelend dat de tijd om is en dat je al lang met je vinger omhoog zit en dan niet het woord krijgt. De juf moet eigenlijk zeggen: het is bijna tijd de kinderen die nu nog met hun vinger omhoog zitten krijgen nog de beurt. En daarna stoppen we.
Kinderen zitten elkaar niet na te apen. In groep 5 was dat nog wel zo, dat is heel irritant. Maar dat gebeurt in deze klas niet meer.
Dat komt omdat we nu wat ouder zijn.
Ik weet niet altijd een reden voor mijn mening. De juf vraagt wel eens waarom, dat vind ik soms moeilijk.
Als je nooit praat dan gaat ze gewoon aan je vragen.
Meestal als jij dat niet uit kunt leggen dan geeft de juf bij ons iemand de beurt die jou wel snapt. Dan vraagt ze of die het kan uitleggen.
Dat is wel handig.
G. en ik praten wel erg veel. Dat weten jullie wel. Ik ben het vaak niet met hem eens. Hij heeft op zijn manier wel gelijk, dat is heel vreemd. Dat is altijd met G. dat hij altijd een aparte mening heeft.
Hij weet altijd goeie dingen te zeggen. Maar je snapt het niet altijd
Vragen jullie hem dan nooit waarom?
Heel vaak, vult hij me aan. Dat is grappig, maar ook wel eens vervelend.
Dat anderen het niet met me eens zijn, dat vind ik soms wel moeilijk.
Op zich is het wel leuk, want dan kun je er op doorgaan.

Dat is wel zo, maar ik vind het soms best wel moeilijk.
Als we afdwalen, dat vind ik ook leuk.
Dat mag bij ons niet, dan zegt de juf: nu dwalen we af.
Dan mogen we daar niet mee beginnen. Ik snap dat wel. Ze heeft een onderwerp uitgekozen, en dan wil ze dat we het daarover hebben.
Onze juf vindt het juist leuk als we afdwalen.

Is filosoferen democratisch?
Soms wel, soms niet. Wanneer we aan het praten zijn, dan vinden sommige kinderen dat ze heel erg gelijk hebben en dat iedereen het ermee eens moet zijn. Dat heb ik ook wel eens gehad, dat vind ik van mezelf wel vervelend, want dat klopt gewoon niet, iedereen mag zijn eigen mening hebben.
Ja en Nee, want de ene keer vind je zelf iets en dan vind je dat van de anderen niet echt. Dan ben je meer met je zelf bezig met wat jij vindt. Dan kun je ook geen ongelijk hebben. Soms weer wel, want je komt er samen altijd wel weer uit.
Ja, je doet gewoon alles samen. Je praat niet in jezelf, je doet het met heel de klas.
Als je zelf niks weet en je zou alleen zijn, nu zijn er anderen bij en kun je weer verder gaan.
Aan de ene kant wel, je doet het samen.
Ja, je filosofeert niet in je eentje.
Als er alleen een klein groepje aan het filosoferen is, dan is het niet democratisch
.